de Rietvinken
Bruinborst Rietvink wildkleur en enkelvoudige mutaties:
Dwerg Rietvink Wildkleur:
Gele Rietvink:
Witborst Rietvink:
Zwartborst Rietvink:
De Bruinborst Rietvink
Het leefgebied van de Bruinborst Rietvink beslaat het Noorden en oosten van Australië en in enkele verspreide gebieden op Nieuw – Guinea.
De Australische ondersoorten zijn reeds tientallen jaren aanwezig in Europa en worden volop gekweekt. In het verleden is er geen rekening gehouden met de ondersoorten waardoor deze zijn vermengd.
De in afgelopen jaren ingezonden vogels op de tentoonstellingen wezen uit dat de kweekselectie toch ging naar vogels met diep gekleurde tekening en lichaamskleur. Hierdoor is besloten een vorm van de Bruinborstrietvink te beschrijven onder de naam Lonchura castaneothorax c. domestica.
ondertussen zijn er diverse mutaties van de bruinborst rietvinken. meest voorkomend: mokkabruin, roodbruin en SL Ino. Er zijn ook gekuifde Bruinborst rietvinken.
Dwerg Rietvink
De dwerg rietvink komt oorspronkelijk uit noord Nieuw-Guinea. Er is nog een ondersoort bekend die als L.c.uropygialis. Deze wijkt van de dwergrietvink af op de volgende onderdelen: stuit en bovenstaartdekveren meer goudgeel. Bovenschedel en nek donkerder van kleur.
De dwergrietvink die het meest gekweekt wordt heeft een helder witte buik en koptekening, is kleiner dan de bruinborst rietvink en daardoor goed van elkaar te onderscheiden. De stuit en bovenstaartdekveren van de dwerg rietvink zijn ook egaal warm en glanzend kastanjebruin. Bij de Bruinborst rietvink zijn deze strogeel.
De Gele Rietvink
Het verspreidingsgebied van de Gele Rietvink beslaat noordelijk Australië.
Van de Gele Rietvink zijn geen ondersoorten beschreven. Er komen wel exemplaren voor met verschillen in kleur en tekening. Mogelijk dat deze kenmerken afkomstig zijn van bastaardering met de Bruinborstrietvink, die in het zelfde verspreidingsgebied voorkomt.
Witborst Rietvink
De Witborstrietvink is afkomstig van Noord Australië.
Van de Witborstrietvink worden geen ondersoorten beschreven.
De Witborstrietvink wijkt het meest af van het gangbare non/rietvinkenmodel. Door een vroege afscheiding en isolatie van de rietvinkenstamboom en de aanpassing aan een afwijkend biotoop heeft deze soort zich ontwikkeld tot een duidelijk afwijkende soort.
Het model is slanker dan van de overige rietvinken, met een wat langere snavel. De houding van de Witborstrietvink is niet zoals bij de overige rietvinken en nonnen, opgericht, maar meer horizontaal.
De Witborstrietvink is de enige Lonchura waarbij geslachtsdimorfisme voorkomt.
Zwartborst Rietvink
Leefgebied zijn de gebergtes in centraal Nieuw -Guinea.
Door verschillende onderzoekers worden er van de Zwartborstrietvink twee ondersoorten beschreven, nl L.t.teerinki en L.t.mariae.
De omschrijving in de standaard is de beschrijving van de meest contrastrijke zwartborstrietvinken, welke er momenteel in gevangenschap worden gehouden en beantwoordt aan de beschrijving van de ondersoort L.t.mariae. Deze is wel wat robuuster.
De nominaatvorm L.t.teerinki heeft een meer bruine schedel en nek.
De kleur van het rugdek is minder warm kastanjebruin.
De stuit en het bovenstaartdek zijn matter strogeel.
Het is nog niet geheel duidelijk is of het hier gaat om ondersoort of variatiebreedte.
Door de wat vollere en rondere kop is het model wat afwijkend van de overige rietvinken en nonnen. De Zwartborstrietvink bezit ook een wat langere bevedering (aanpassing aan het leven in bergstreken). Ook lijkt hierdoor de snavel wat kleiner te zijn.
Standaardeisen kunt u opzoeken op de website van de NbvV:
Standaard Rietvinken